Tijdens het schrijven van mijn vorige post over literair Bijbellezen, leek het me wel leuk om er een aparte categorie van te maken. In deze categorie wil ik een aantal passage uit de Bijbelboeken die ik lees, lichten en jullie zo hopelijk aanmoedigen. Ik hoop tegelijkertijd van ganser harte dat jullie kunnen aanvullen.
Hosea wordt vaak als een van de moeilijkste Bijbelboeken gezien. Het is dan ook best wel een pil om door te nemen. Niet alleen tekstueel, maar vooral inhoudelijk. God lijkt in de eerste plaats een bestraffende God.
Maar dan zie je in een aantal mooie pareltjes dat Gods liefde én genade niet opzij kan geschoven worden. Hosea’s levensverhaal (Hs1-3) symboliseert die vasthoudendheid van God.
Ik was aangeraakt door Hs6:1-3: 1
‘Kom, laten wij teruggaan naar de HEER!
Hij heeft ons verscheurd, hij zal ons genezen;
de hand die sloeg, zal ons verbinden.
Hij redt ons na twee dagen van de dood,
de derde dag doet hij ons opstaan:
in zijn nabijheid zullen wij leven.
Dan zullen wij hem kennen,
ernaar jagen om de HEER te kennen.
Even zeker als de dageraad zal hij komen,
hij komt naar ons als milde regen,
als de lenteregen die de aarde drenkt.’
Ik vond het vooral bijzonder dat Hosea – in een toch wel weinig subtiele profetie over Jezus – spreekt over ‘de derde dag doet hij ons opstaan. Die verbondenheid in en met Jezus’ offer is iets waar ik nog maar bitter weinig over had nagedacht. Deze zin in combinatie met de rest van dit poëtische gedeelte deed me stil staan bij Christus’ (/christelijke) gemeenschap, iets waar ik soms zo vaak maar oppervlakkig mee bezig ben.
Een tweede stuk dat mij erg aansprak – vooral door het confronterende aspect ervan – is Hs8:13: ‘Ze brengen mij offers om zelf het vlees te eten; voor mij heeft dat geen waarde.’ Israël had blijkbaar vaak een offerdienst die hol was (lees er o.a. andere delen van Hosea op na). Ze offerden wel, maar de offers waren ik-gericht. Ik stelde me onmiddellijk te vraag in welke mate dit bij mij het geval is. Ik maak af en toe offers (een van de belangrijkste is ‘tijd’), maar daar zit ook soms (als ik heel eerlijk ben: vaak) eigen belang bij. Dat hoeft op zich niet verkeerd te zijn. Het probleem is echter dat dat eigen belang wel eens (als ik heel eerlijk ben: vaak) belangrijker dreigt te worden dan de Gods-dienst, het dienen van God.
Ten slotte wil ik eindigen met die mooie pareltjes van Gods liefde: Hs11 en Hs14:2-9. Ik hoop dat de liefde die ik voor mijn medemens heb, steeds meer mag gaan lijken op de liefde die God voor zijn volk heeft. En niet alleen dat de kwaliteit mag toenemen, maar ook de kwantiteit en vasthoudendheid.
Leave a Reply