Zoals beloofd, doe ik wat verder over het thema lijden. Als het een goede intro mag zijn: op dit moment is mijn achterwerk aan het lijden, want ik zit al de ganse dag te werken aan de pc. Maar voor de enthousiaste bloglezer lijd ik graag nog wat langer.
Ik ga volledig akkoord met wat van Woudenberg zegt: ‘Een christen moet toegeven dat hij niet de antwoorden niet weet, althans niet in details. Op een algemener niveau kan hij weten dat God het kwade toelaat om een wereld te verkrijgen die in zijn ogen beter is dan zij zou zijn geweest wanneer Hij het kwaad niet zou toelaten. Maar ook een christen moet toegeven dat hij er niet de minste notie van heeft waarom God dat in een concreet geval toelaat. We kunnen ons vaak niet eens voorstellen wat in eeen concreet geval van kwaad een goede reden zou kunnen zijn om het toe te laten’ (van Woudenberg, 2000:186*).
Anders verwoord komt het hier op neer: God heeft een goede reden om kwaad toe te laten. Het kwaad is noodzakelijk voor onze relatie met God. Dat klinkt heel vreemd. Laat me dat daarom uitleggen. God maakte de mens** en wilde een relatie met de mens. Daarom was het nodig dat de mens een vrije wil had om te kiezen. Om te kunnen kiezen, is een keuze nodig. Laten we er even van uitgaan dat er geen kwaad was. Dan kon de mens kiezen tussen goed en goed. Je begrijpt onmiddellijk dat dit niet echt een keuze is. Daarom gaat het om een keuze tussen goed of kwaad. Maar waarom is die keuze zo essentieel? Van zodra je die keuze wegneemt, neem je de liefde weg. God wil dat wij Hem liefhebben, maar dat kunnen we niet als we er niet voor kunnen kiezen Hem de rug toe te keren. Zonder die keuze is er geen liefde. In dat opzicht ben ik er blij om dat er kwaad is. Het bestaan van het kwaad getuigt ervan dat ik voor of tegen God kan kiezen en dat Hij mij als persoon die kans geeft.
En dat is een mooie uitleg waarom het morele kwaad in de wereld is, maar er bestaat ook zoiets als een natuurramp. Waarom houdt God dat ‘natuurlijk kwaad’ niet tegen? Eerst en vooral moeten we beseffen dat heel wat natuurlijk kwaad voortkomt uit moreel kwaad. Dat een mens onbedachtzaam omgaat met het milieu heeft invloeden op de natuur. Ten tweede geloof ik niet dat natuurrampen er altijd geweest zijn. Ik geloof dat God oorspronkelijk de invloed van het kwaad op de natuur heeft tegengehouden. Ik geloof dat hij de volledige natuur onder controle hield. Maar toen de mens de kant van het kwaad koos, eerbiedigde God die keuze en liet Hij het kwade op de natuur los.
Ik geloof oprecht in de bovenstaande uitleg, maar ik ga – zoals gezegd – ook akkoord met het andere wat van Woudenberg zegt. Het bestaan van de algemene vorm van kwaad is uit te leggen, maar in heel concrete situaties is het kwaad onbegrijpelijk. Ik heb tijdens mijn stage in Burkina Faso een jongetje ontmoet dat op zesjarige leeftijd op straat terechtkwam. Hij werd door een drugsbende gevat en onder invloed van de drugs gebracht zodat hij slaafs de instructies van de leiders volgde. Hij was drugkoerier. De politie zou nooit zo’n klein jongetje verdenken. Ik krijg nog steeds tranen in mijn ogen als ik aan zijn levensverhaal denk. Waarom kan zoiets gebeuren? Ik weet het niet. Wat ik wel weet, is dat God mee huilt. Dat Hij met ons begaan is, heeft Hij heel duidelijk getoond door zijn Zoon. Jezus heeft deelgenomen aan het menselijke lijden en heeft ons zo getoond dat God met ons meelijdt.
Maakt dit alles ons lijden gemakkelijker? Nee. Maar het biedt ons perspectieven. Ooit komt er een dag dat God het lijden wegneemt. Ik zie er naar uit.
- Woudenberg, R. van (2000). Het probleem van het kwaad. In: A. van Vliet (red.). Christendom Onwijs?! 15 wetenschappers over God, geloof en wetenschap (7de druk)(pp. 179-192). Voorhoeve: Kok.
** Over het ‘hoe’ en de bijhorende discussie: zie de pagina ‘scriptie’ op deze blog.
Leave a Reply