Ik kreeg de volgende vragen van een vriend en collega van me:
Maar doe je niet een beetje aan gave-projectie? Veronderstellen dat waar jij goed in bent, iets is waar anderen ook goed in moeten zijn? Is het echt waar dat een ‘pastor’, voorganger, Bijbelleraar best zelf eerst de passage waarover hij of zij preekt uit de grondtaal zou vertalen? Moeten zij echt vlot zijn in Hebreeuws en Grieks (Aramees nog even buiten beschouwing gelaten)?
Eerst en vooral, ik ga akkoord met de bezorgdheid die door deze vraag geuit wordt, namelijk dat maar een heel select groepje aan het werk zou kunnen met preken. Het is niet omdat mijn Grieks en Hebreeuws redelijk zijn, dat mijn preken daarom automatisch beter zijn dan iemand die de talen niet beheerst. Ik heb zelf bijvoorbeeld vaak problemen om praktische linken te maken in mijn preken.
Aan de andere kant… er worden op basis van een bepaalde Bijbelvertaling soms conclusies getrokken die te voorbarig zijn. Ik heb ooit iemand horen beweren dat de Nieuwe Bijbelvertaling een slechte vertaling was. De argumenten waren dat het lievelingsvers van die persoon zijn kracht en betekenis had verloren. Dat is op zich geen argument om iets een slechte vertaling te noemen. Ik heb ook al preken gehoord over het onderscheid tussen het Griekse agapé en filio, twee termen die liefde uitdrukken. Aan het onderscheid tussen die twee termen worden dan zulke zware theologische implicaties vastgebonden, terwijl het nog maar de vraag is of die twee werkelijk zo eenvoudig te onderscheiden zijn.
Ik ben zelf geneigd om op te passen bij het maken van conclusies op basis van het Griek of het Hebreeuws, en mijn basiskennis is redelijk. Ik hoop dat een bescheiden houding iets is wat elke spreker zich ontwikkelt. De bezorgde vriend stelt volgens mij dan ook terecht: “is een grondige inleiding in Grieks en Hebreeuws dan niet ruim voldoende voor het merendeel onder ‘ons’?”
Dit roept echter ook vragen op. Wat is bijvoorbeeld een grondige inleiding? De meeste sprekers in Vlaanderen hebben helemaal geen inleiding gehad. Ik ben zelf jarenlang ook zo iemand geweest. Waren mijn preken dan minder goed? Ik denk van wel. Maar of de verbetering noodzakelijk met mijn studie van Hebreeuws en Grieks te maken heeft, dat zou ik niet durven beweren. Het heeft ook te maken met het feit dat ik de waarde van goede commentaren heb leren begrijpen, de waarde van gebed, de waarde van didactiek…
Misschien is dit dan een waardevol besluit met betrekking tot spreken: Als je tevreden bent met het niveau van preken dat je nu haalt, dan ben je niet goed bezig. Je moet altijd willen meer uit je preken halen dan op dit moment het geval is. Enkel als je zelf ook wilt groeien in je kwaliteiten als spreker, zul je dat kunnen.
Even voor de duidelijkheid, ik vertaal ook niet iedere dag een stukje Hebreeuws zoals Van Pelt voorstelde in het filmpje. En ik blijf zijn uitspraak prachtig vinden: het bestuderen van de Bijbelse talen is een daad van aanbidding. Maar laten we daarin niet overdrijven: het is is een daad van aanbidding, niet dé daad van aanbidding. Er zijn verschillende manieren om God eer te geven en ik denk dat het citaat van Van Pelt net laat zien dat we daarin ruim mogen denken (dus niet enkel liedjes zingen maakt God groot).
Ter afsluiting: wat vinden jullie? Waarom zou een spreker van Gods Woord wel/niet een basiskennis van Grieks en Hebreeuws moeten hebben? Wat is een basiskennis?
Leave a Reply